Rond de vijfhonderd mensen in Nederland heten Zut of Zutt, de helft met één t, de andere helft met twee t's. Ze wonen vooral in de gemeentes Harenkarspel (meestal Zutt), Heerhugowaard en omgeving (vooral Zut) en in Amsterdam1.
De oudste vermeldingen van deze naam vinden we in 17e eeuwse archieven.
Een Sijmon Jacobsz Sut, deurwaarder, was op 19 januari 1660 te Purmerend getuige bij het opmaken van het testament van Creijntje Sijmons, weduwe van Pieter Claes2. In 1679 woonde een Jacob Claasz Sut in de Speketer3. In 1697 trouwde Simon Jansz Sut met Margaretha Jans; in het trouwboek4 wordt hij Sijpelhuizen genoemd, maar bij de geboorte van zijn zoon Cornelis in 1706 en dochter Maria 1714 heeft hij de bijnaam Zut en Sut5. Hij woonde in Eenigenburg. Op 31 januari 1700 trouwde Pieter Jacobsz Sutten6 alias Roos, uit de Speketerspolder onder Haringcarspel7 met Anne Cornelis, jd van Oudcarspel.
Misschien was Sut dezelfde naam als Suut. Deze naam wordt vanaf 1700 af en toe aangetroffen in Warmenhuizen. Zo koopt Jan Jacobsz Suut in 1700 een woonhuis aan de Oostwal8. Een zekere Garbrand Willemsz Suut, chirurgijn te Warmenhuizen is in 1723 eigenaar van een huis met erf op de Belt in het dorp9. En Claas Cornelisz Suut koopt in 1727 een perceel rietland10.
Er zijn al veel pogingen gewaagd om die naam Zut(t), Sut of misschien Suut, te verklaren.
Zo wordt er verondersteld dat de naam een verkorting zou zijn van het Middelnederlandse sutter.11 Het Meertens Instituut somt een rij eventuele naamsvarianten op: Zutter(e) De, (de) Sut(t)er, De Sutters, Sutterer, De Zeutter, De Seuter, De Zeustre, De Zitter(e), De Sitter(e), De Ziter, De Citer, De Sieter, De Zetter, Sit(t)ers, Citter(s), Cieters, Cyter. Het woord sutter betekent schoenmaker en is een overname van het Latijnse sutor (naaier, schoenmaker).12 Het Vroegmiddelnederlands Woordenboek13 vermeldt inderdaad het woord suttere met de betekenis van naaier, inz. schoenmaker, en verwijst daarbij naar een spaarzame Limburgse bron. Ook het Middelnederlands Woordenboek14 veronderstelt een afleiding van het Latijnse sutor met de betekenis van naaier, kleermaker, in het bijzonder schoenmaker. In die betekenis werd het woord al in de veertiende eeuw gebruikt als geslachtsnaam.15 Ik betwijfel of hier de herkomst gezocht moet worden van de naam van een boerenfamilie uit Harenkarspel en omgeving.
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal16 vermeldt het woord zuttert of zittert, dat afgeleid zou zijn van een middeleeuws Latijns woord sectura met de betekenis van maai- of grasland (weer afgeleid van sectare = maaien). Maar ook hier is de verklaring "niet helemaal zeker" en gaat het om bronnen uit Brabant, Limburg en Vlaanderen. Zittert duidt trouwens niet op een persoon maar een plaats!
Omdat het woord Zutt nogal Duits aandoet17, veronderstelt men soms dat de naam in de 16e eeuw meegekomen is met Westfaalse loonwerkers (hannekemaaiers) die zich 's zomers verhuurden aan West-Friese boeren. Maar de vroegste vermeldingen van de naam Zut(t) hebben betrekking op boerenfamilies in goeden doen, niet op loonwerkers. En er is geen enkele verwijzing naar Duitse personen of plaatsen.
Er bestaat overigens een uitgebreide familiestam Zutt in Duitsland, echter niet in Westfalen maar in Hessen.
De herkomst van de naam ligt daar in het dorp Biskirchen, tegenwoordig samengevoegd met het stadje Leun, gelegen aan de Lahn in Hessen. De naam Zutt zou terug te voeren zijn, zo vertelt men, op de Zuthe, ofwel tuit van de koffiekan. Er was vroeger namelijk een bloeiende potten- en kannenbakkerij in de omgeving. Een of meerdere families Zutt zouden daarnaar genoemd zijn. De oudste schriftelijke gegevens gaan terug tot de vroege 18e eeuw, m.n. naar Georg Heinrich Zutt, geboren 1762 en overleden in 184318. Maar nergens is ook maar enig verband met of verwijzing naar de Zutten in West-Friesland te vinden.
Waarschijnlijker is het dat de familienaam Zut(t) in Noord-Holland afkomstig is van een oud toponiem, zoals vaker het geval is, vooral bij oude namen op het platteland. Namen als Noord-eind, Zuid-end, enz. kwamen regelmatig voor als plaatsnamen: zie Zuideinde en veel andere namen met Zuid in G. Van Berkel en K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen19. Inderdaad lag in het kerngebied van de vroege families Sut en Zutt een Zuidende. Op de lijst van woningen in Warmenhuizen, die in 1634 werd opgemaakt op last van Heer Arent Bardesius werd het terpcomplex "Het Suijtent" genoemd met 21 huizen20. Het is goed denkbaar dat Suijtend werd uitgesproken als Suttend en vervolgens samengetrokken tot Sutten en Zut(t). Dat er in de omgeving een familie naast de vadersnaam Jansz, Japiksz, enz. de bijnaam Sutten en vervolgens Sut of Zut krijgt, is niet onwaarschijnlijk. Opmerkelijk is dat rond 1600 de naam Suijtendt inderdaad vermeld wordt als familienaam in Warmenhuizen. In dat jaar wordt Cornelis Rijcquertsen Suijtendt genoemd als eigenaar van een perceel grond, genaamd (de Halsbant@ tussen de Oostwal en de Fuik.21 En dezelfde Cornelis Rijcquertsen Suijtendt wordt genoemd als eigenaar van het perceel ΑMolengroet@1 van ruim 2 hectare.22
Dat alles is nog geen bewijs voor de door ons gegeven verklaring van de familienaam Zutt, maar wel voor de waarschijnlijkheid er van.
Petran Kerstjens
|
[1](Groet( betekent (aangewassen, aangegroeid (gras)land(, zie van Berkel-Samplonius: Nederlandse plaatsnamen, 3e ed. 2006.
[1] Raadpleeg het Meertens Instituut te Amsterdam: Joan Muyskenweg 25, 1096 CJ; postadres: Postbus 94264, 1090 GG Amsterdam; www.meertensinstituut.nl.
[2] Akte van 19-1-1660 opgemaakt door Notaris Dirck Schot te Purmerend; ref. en transcriptie F. J. van Lieshout, Hillegom.
[3] Oudkarspel Gemeente OR 5965 F24v
[4] Vlg Trouwboek Harenkarspel, Deel 6:R.K.: (parochie St. Jacobus in Tuitjenhorn): dopen vanaf (1657), 1672vv; trouwen vanaf 1672.
[5] Zie ibid. Doopboek.
[6] RgHw Langedijk 19/039
[7] AcHw: jonge fel uijt de Speketerspolder inde Heerlijkheyt Hanringcarspel.
[8] Van Claes Cornelisz Son; in 1832 is het woonhuis van de diaconie; kadastraal 1832: B15, zie: G. BOEKEL: Warmenhuizen, Meer dan 4 eeuwen water en veld-namen, Uitg. Stg COOG, Geneaboek St. Pancras, z.j., pag. 12.
[9] Ibid. p. 88.
[10] van o.a. Adriaan Schagen; in 1832 toebehorend aan Klaas de Geus; kad. D261 (ibid p. 216).
[11] Bijvoorbeeld Remco Zutt, zie www.familiezut.org.
[12] Zie: Frans de Brabandere: Over Zutten en schoenmakers, Neerlandia 110 (2006), n.2, p. 34-35.
[13] Deel V, Leiden 2001.
[14] Van wijlen Verwijs en Verdam
[15] o.a voor in Bouc v.d. Audienc. 414 (Janne den Zuttre); Rek. v. Gent 5, 26 (Jan de Zuttre; a. 1376).
[16] Art. ZITTERT met een verwijzing naar LINDEMANS in H. Top. Dial. 19, 302-07 [1945].
[17] Het Meertens Instituut vermeldt onder analyse: buitenlandse taal!
[18] Gegevens van Matthias Diehl-Zutt, Leun-Biskirchen.
[19] 3e druk, Utrecht. Zie ook Surhuizum, tsuutende (bij Zuidschermer) en namen met Noord, West, Midden, enz
[20] Aldus A. Schermer en J. Westra in het art. Oud-Warmenuizen op terpen [Westfriese Oudheden (XVIII) 1978, afgedrukt in West-Frieslands Oud en Nieuw, 45e bundel van het Hist. Genootschap ÔOud West-FrieslandÕ, Hoorn 1978, p. 207vv]; zie p. 217 en 226. De publicatie is ook opgenomen in:- Maarten Kuiper, Volkert J. Nobel, einred: Een kijkje in de geschiedenis van Warmenhuizen, Stolphoevereeks XII, uitg. Vrienden Oude Ursulakerk, z.j. [ca 1980], p. 29vv.
[21] In het kadaster van 1832 is het een deel van kadastraal B 210, genaamd (De 9 Geersen( (2.67.20 Ha) en dan in bezit van G. Sevenhuysen. (Zie: G. BOEKEL, pag. 121.
[22] In 1832 in bezit van de Ned. Herv. Gemeente Warmenhuizen (ibid. pag.
|